Terug
Gepubliceerd op 19/12/2022

2022_GR_00146 - Belastingreglement tweede verblijven aanslagjaar 2023-2025 - Goedkeuring

Gemeenteraad
do 15/12/2022 - 20:35 Raadzaal
Goedgekeurd
Dit besluit handelt over een Belastingreglement.

Samenstelling

Aanwezig

Tom Seurs; Marc Bergmans; Bjorn Ulenaers; Jo Santermans; Kathleen De Cleene; Luc Lamberigts; Lea Meermans; Lisa Lambrigts; Jan Baeten; Birgit Pues; Nele Steegmans; Guido Hoogmartens; Guy Martens; Ine Daniels; Erik Winters; Vital Vanclooster; Sven Vangelabbeek; Wendy Peeters, Algemeen directeur

Verontschuldigd

Ben Knoops; Anja Smets

Secretaris

Wendy Peeters, Algemeen directeur
2022_GR_00146 - Belastingreglement tweede verblijven aanslagjaar 2023-2025 - Goedkeuring 2022_GR_00146 - Belastingreglement tweede verblijven aanslagjaar 2023-2025 - Goedkeuring

Motivering

Argumentatie

De individuele besprekingen met de GAOZ gemeenten op 8 december 2015 (As), 14 december 2015 (As), 5 februari 2016 (Opglabbeek), 19 februari 2016 (Zutendaal), 15 november 2016 (Genk) en de gemeenschappelijke vergaderingen van het beheerscomité van 25 januari 2016 en 28 november 2016, om een gezamenlijk ontwerpreglement op te maken.

Juridische grond

Artikel 170, § 4, Grondwet namelijk geen last of belasting kan door de agglomeratie, de federatie van gemeenten en de gemeente worden ingevoerd dan door een beslissing van hun raad.

Het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, gewijzigd bij decreten van 28 mei 2010 en 17 februari 2012.

Het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, zoals gewijzigd.

De intergemeentelijke samenwerking ‘Lokaal Woonbeleid GAOZ’ opgestart op 1 januari 2010.

De omzendbrief BB 2011/01 van 10 juni 2011 van de Vlaamse minister van bestuurszaken, binnenlands bestuur, inburgering, toerisme en Vlaamse rand houdende de coördinatie van de onderrichtingen over de gemeentefiscaliteit.

Het arrest 27 september 2016 van het Hof van Beroep te Gent inzake de gemeentebelasting op tweede verblijven in de gemeente Knokke-Heist. In dit arrest, dat een grote voorbeeldwaarde heeft voor andere gelijkaardige belastingreglementen, besloot het Hof dat de bescherming van residentiële bewoning en het behoud van een boeiend en coherent sociaal leven een valabele verantwoording vormen voor de belasting op tweede verblijven.

Het advies van de juristen van de stad Genk (2016-09-JK-EM-Advies Woonbeleid: invoeren belasting op tweede verblijven).

Het arrest van de Raad van State van 4 juni 1997 – nr. 66.545.

Het arrest van de Raad van State van 27 oktober 2015 – nr. 232.700.

Beslissing van de gemeenteraad van 15 december 2016 waarbij goedkeuring werd gegeven aan het aangepast belastingreglement op de tweede verblijven.

Beslissing van de gemeenteraad van 18 december 2018 waarbij het belastingreglement op de tweede verblijven werd goedgekeurd voor aanslagjaar 2019.

Beslissing van de gemeenteraad van 21 november 2019 waarbij het belastingreglement op de tweede verblijven werd goedgekeurd voor aanslagjaar 2020 - 2025.

Aanleiding en context

Voorstel vanuit de intergemeentelijke samenwerking 'Lokaal Woonbeleid GAOZ’ met betrekking tot het belastingreglement op tweede verblijven.

Regelgeving bevoegdheid

Artikel 41 §1 14° van het decreet lokaal bestuur
Artikel 41 §1 14° van het decreet lokaal bestuur: De volgende bevoegdheden kunnen niet aan het college van burgemeester en schepenen worden toevertrouwd: het vaststellen van de gemeentebelastingen en het vaststellen van de machtiging tot het heffen van de retributies en de voorwaarden ervan, inclusief verminderingen en vrijstellingen

Besluit

De gemeenteraad beslist:

Artikel 1

Heffingstermijn – Belastbaar feit

Er wordt voor de aanslagjaren 2023‐2025 een jaarlijkse directe gemeentebelasting gevestigd op de tweede verblijven, ongeacht het feit of ze al dan niet in de kadastrale legger ingeschreven zijn.

Artikel 2

Begripsomschrijving

Onder tweede verblijf wordt verstaan: elke private woongelegenheid die of gebouw dat niet het hoofdverblijf is van de eigenaar of huurder, maar die/dat door hen wordt gebruikt om er te verblijven en waarvan de persoon die er kan wonen, voor deze woongelegenheid niet ingeschreven is in de bevolkingsregisters ongeacht het feit of het gaat om landhuizen, bungalows, appartementen, grote of kleine weekendhuizen of buitenverblijven, optrekjes, chalets, wooncaravans of alle andere vaste woongelegenheden.

Onder woning wordt verstaan: elk onroerend goed of deel ervan, met uitzondering van kamers, dat hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van een gezin of alleenstaande. 

Onder gebouw wordt verstaan: elk bebouwd onroerend goed, dat zowel het hoofdgebouw als de

bijgebouwen omvat, dat niet beantwoordt aan de definitie van ‘woning’ en niet valt onder de toepassing van het decreet van 19 april 1995 en latere wijzigingen, houdende de maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten.

Onder wooncaravans moet verstaan worden de caravans die technisch niet gemaakt zijn om voortgetrokken te worden, en waarvan het chassis en het type wielen het voortslepen niet zouden verdragen.

Worden niet als tweede verblijf beschouwd:

‐ Lokalen die uitsluitend bestemd zijn voor het uitoefenen van beroepsactiviteiten.

‐ Tenten, verplaatsbare caravans en woonaanhangwagens.

Met verplaatsbare caravans en woonaanhangwagens worden alle soorten van caravans en woonaanhangwagens bedoeld die op de wettelijke voorgeschreven tijdstippen aan de technische controle onderworpen worden en waarvan een geldig schouwingsbewijs kan worden voorgelegd, waardoor ze op elk moment in het verkeer gebracht kunnen worden.

Artikel 3

Berekeningsgrondslag

Per tweede verblijf wordt de belasting als volgt vastgesteld:

  • 550 EUR per jaar en per tweede verblijf met een bruto‐vloeroppervlakte kleiner dan 80 m²
  • 950 EUR per jaar en per tweede verblijf met een bruto‐vloeroppervlakte groter dan 80 m² 

Definitie bruto‐vloeroppervlakte (BVO) van een woongelegenheid:

De BVO van een woongelegenheid is de som van de bepaalde BVO van alle tot de woongelegenheid behorende binnenruimten. Bovendien moet tot de BVO van een woongelegenheid worden gerekend:

De oppervlakte van een trapgat, een liftschacht en leidingschacht op elk vloerniveau.

De oppervlakte van een vrijstaande uitwendige kolom, indien deze groter is dan 0,5 m².

De oppervlakte van buitenruimte, zoals loggia’s, balkons, niet gesloten galerijen, dakterrassen en dergelijke worden niet tot de BVO van een woongelegenheid gerekend.

De belasting is ondeelbaar en verschuldigd voor het ganse jaar.

Met ingang van 01‐01‐2017 wordt dit forfaitaire bedrag jaarlijks (= jaar N) aangepast aan de

gezondheidsindex (die de loonevolutie volgt), volgens de formule:

gezondheidsindex december jaar N‐1

Forfait per tweede verblijf per jaar N = forfait per tweede verblijf per jaar x

‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐

gezondheidsindex december jaar N‐2

Hiervoor wordt de gezondheidsindex met betrekking tot het jaar 2016 als basisjaar (= 100) als referentie gebruikt.

Artikel 4

Belastingplichtige

De belastingplichtige is de natuurlijke of rechtspersoon die op 1 januari van het aanslagjaar eigenaar is van het tweede verblijf. De hoedanigheid van tweede verblijf wordt op diezelfde manier beoordeeld.

In geval van mede‐eigendom is iedere mede‐eigenaar de belastingplichtige in verhouding tot zijn wettelijk aandeel in het tweede verblijf (de oudste mede‐eigenaar zal de aanslag ontvangen).

Indien er een erfpacht of opstalrecht bestaat is de belastingplichtige de erfpachter of de opstalhouder. 

Ingeval van vruchtgebruik is de belastingplichtige de vruchtgebruiker.

Voor verblijfparken:

is de belastingplichtige de natuurlijke of rechtspersoon die eigenaar is van de grond waarop het tweede verblijf is opgericht in de gevallen er geen concessiehouder, uitbater of verhuurder is.

 De belasting wordt ingekohierd op naam van de natuurlijke of rechtspersoon die belastingplichtig is.

Artikel 5

Vrijstellingen

  1. Een woning die tijdelijk niet bewoonbaar is wegens lopende verbouwingswerken waarvoor een stedenbouwkundige vergunning voorgelegd kan worden. Deze vrijstelling kan voor betreffende woning slechts éénmaal worden toegekend aan dezelfde houder(s) van het zakelijk recht en geldt voor twee aanslagjaren.
  2. Een woning die tijdelijk niet bewoonbaar is wegens het uitvoeren van grondige niet‐vergunningsplichtige renovatiewerken moet er een renovatienota (zie standaardformulier dat ter beschikking gesteld wordt door de administratie) ter goedkeuring voorgelegd worden aan de administratie. Uit de renovatienota moet o.m. blijken dat de werkzaamheden al zijn aangevat vóór de datum van de kennisgeving van het aangifteformulier door de gemeente. Deze vrijstelling kan voor betreffende woning slechts éénmaal worden toegekend aan dezelfde houder(s) van het zakelijk recht en geldt voor twee aanslagjaren.
  3. De belastingplichtige wordt ambtshalve vrijgesteld van de belasting op tweede verblijven als de woning of het gebouw ook is opgenomen in de gemeentelijke inventaris van leegstaande woningen en gebouwen.
  4. De belastingplichtige wordt ambtshalve vrijgesteld van de belasting op tweede verblijven als hij of zij een logiesverstrekker is en belastingplichtig is voor de verblijfsbelasting, conform het belastingreglement met betrekking tot de verblijfsbelasting voor de aanslagjaren 2020‐2025 goedgekeurd op de gemeenteraad van 21 november 2019 en de gemeenteraad van 15 december 2022..

Artikel 6

Aangifteplicht

De belastingplichtigen zijn verplicht de belastbare elementen op te geven overeenkomstig een aangifteformulier hen toegezonden door het gemeentebestuur. Dit aangifteformulier dient jaarlijks vóór de erin vermelde datum teruggezonden te worden samen met de noodzakelijke bewijsstukken naar het gemeentebestuur.

Als de gegevens op dit aangifteformulier onjuist of onvolledig zijn of niet overeenstemmen met de belastbare toestand op 1 januari van het aanslagjaar moet de belastingplichtige dit formulier vóór de erin vermelde datum verbeterd en vervolledigd terugsturen. Het tijdig teruggezonden en gecorrigeerde of aangevulde aangifteformulier, geldt in dat geval als aangifte.

Zij die geen aangifte ontvangen hebben of belastingplichtig worden na de inzameling van de aangifteformulieren zijn verplicht spontaan de nodige gegevens aan het gemeentebestuur te bezorgen (is op basis van een blanco PDF‐formulier “Aangifte belasting tweede verblijven”) vóór 31 december van het aanslagjaar om de aanslag te kunnen berekenen.

De aangifte is laattijdig wanneer ze na de uiterste indieningsdatum is gepost, gemaild of wanneer ze nà de laatste nuttige dag wordt afgegeven tegen ontvangstbewijs. Hierbij geldt de postdatum of datum van ontvangst van de mail als bewijs.

Artikel 7

Ambtshalve belasting

Bij gebrek aan aangifte, of in geval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte vanwege de belastingplichtige, wordt de belasting ambtshalve ingekohierd.

Vooraleer wordt overgegaan tot de ambtshalve vaststelling van de belastingaanslag, betekent het college van burgemeester en schepenen, aan de belastingplichtige, per aangetekend schrijven, de motieven om gebruik te maken van deze procedure, de elementen waarop de aanslag gebaseerd is evenals de wijze van bepaling van deze elementen en het bedrag van de belasting.

De belastingplichtige beschikt over een termijn van 30 dagen volgend op de datum van verzending van de betekening om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen.

De ambtshalve vaststelling van de belastingaanslag kan slechts geldig worden ingekohierd gedurende een periode van drie jaar volgend op 1 januari van het aanslagjaar. Deze termijn wordt met twee jaar verlengd bij overtreding van de belastingverordening met het oogmerk te bedriegen of met de bedoeling schade te berokkenen.

De ambtshalve ingekohierde belasting wordt verhoogd tot het dubbel van de belasting en wordt ook ingekohierd.

Artikel 8

ALGEMENE BEPALINGEN

De gemeente vestigt de belasting door middel van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt ten laatste op 30 juni van het jaar dat volgt op het aanslagjaar door het college van burgemeester en schepenen.

Het kohier wordt tegen ontvangstbewijs overgezonden aan de ontvanger/financieel beheerder die onverwijld zorgt voor de verzending van de aanslagbiljetten. Deze verzending gebeurt zonder kosten voor de belastingplichtige.

Het aanslagbiljet bevat naast de elementen vermeld op het kohier, ook de verzendingsdatum, de uiterste betalingsdatum, de termijn waarbinnen een bezwaarschrift kan worden ingediend, de benaming, het adres en de contactgegevens van de instantie die bevoegd is om het bezwaarschrift te ontvangen, evenals de vermelding dat de belastingplichtige of zijn vertegenwoordiger die wenst gehoord te worden, zulks uitdrukkelijk moet vragen in het bezwaarschrift.

Het reglement of een samenvatting van het reglement op basis waarvan de belasting is gevestigd, wordt op het aanslagbiljet afgedrukt of wordt als bijlage toegevoegd.

Artikel 9

Betaling:

De belasting moet betaald worden binnen de twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet.

Artikel 10

Indienen van bezwaren:

De belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger kan tegen de aanslag of de belastingverhoging, een schriftelijk bezwaarschrift indienen bij het college van burgemeester en schepenen, Dorpsstraat 1 te 3665 As.

Dit moet gebeuren binnen een termijn van 3 maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag of vanaf de datum van de contante inning.

Het bezwaarschrift moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk of via e‐mail ingediend worden bij het college van burgemeester en schepenen. Het bezwaarschrift mag eveneens, tegen ontvangstbewijs, overhandigd worden aan het college van burgemeester en schepenen of aan het orgaan dat zij speciaal daarvoor aanwijst. 

Het wordt gedagtekend en ondertekend door de belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger. Het moet de naam, de hoedanigheid en het adres of zetel van de belastingplichtige vermelden. Het moet ook het voorwerp van het bezwaarschrift en een opgave van de feiten en de middelen en een duidelijke motivering vermelden. Als de belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger wil uitgenodigd worden op de hoorzitting moet dit in het bezwaarschrift worden gevraagd. In voorkomend geval zal hij hiertoe uitgenodigd worden.

Het college van burgemeester en schepenen of een personeelslid dat door het college van burgemeester en schepenen speciaal daarvoor is aangewezen, stuurt binnen de vijftien werkdagen na de indiening van het bezwaarschrift een ontvangstmelding enerzijds aan de belastingschuldige en, in voorkomend geval, zijn vertegenwoordiger of anderzijds naar de financieel beheerder.

De administratie onderzoekt de gegrondheid van het gemotiveerd bezwaarschrift op stukken, als de feiten vatbaar zijn voor directe, eenvoudige vaststelling of met een feitenonderzoek ter plaatse.

Het bezwaarschrift wordt geacht ongegrond te zijn als de toegang tot een woongelegenheid geweigerd of verhinderd wordt voor het feitenonderzoek.

Het college van burgemeester en schepenen doet uitspraak over het bezwaarschrift en betekent zijn beslissing aan de indiener ervan binnen een termijn van 90 dagen, ingaand de dag na betekening van het bezwaarschrift. De uitspraak wordt per aangetekende zending betekend. 

Als het college van burgemeester en schepenen het bezwaarschrift gegrond acht of nalaat om binnen de gestelde termijn van 90 dagen kennis te geven van zijn beslissing, kunnen de eerder gedane vaststellingen geen aanleiding geven tot het heffen van een belasting op tweede verblijven.

Wanneer het bezwaarschrift onontvankelijk of ongegrond is, wordt de procedure inzake de heffing van belasting op tweede verblijven verdergezet.

De belastingplichtigen kunnen de verbetering aanvragen van materiële missingen, zoals dubbele aanslag, rekenfouten, enz. zolang de gemeenterekening van het aanslagjaar waarop de belasting betrekking heeft, niet goedgekeurd werd en dit binnen een termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag.

Artikel 11

Overtredingen:

De overtredingen op dit reglement worden vastgesteld door de door het college van burgemeester en schepenen aangestelde personeelsleden die bevoegd zijn om een controle of onderzoek in te stellen en vaststellingen te verrichten in verband met de toepassing van het belastingreglement. De door hen opgestelde technische verslagen hebben bewijskracht tot bewijs van het tegendeel.

Artikel 12

Niet betalen:

Wanneer de kohierbelasting niet betaald is binnen de gestelde termijn (twee maanden na verzending van het aanslagbiljet) worden de regels toegepast betreffende de nalatigheidsintresten inzake de Rijksbelastingen op de inkomsten.

Artikel 13

In toepassing van artikel 286 van het decreet lokaal bestuur wordt dit reglement afgekondigd en bekendgemaakt.

Na goedkeuring door de gemeenteraad wordt het college van burgemeester en schepenen gelast met de uitvoering van het reglement.
Het reglement zal ingaan op 1 januari 2023.